Eind september 1944 krijgen Arie en Rika Timmer-de Gunst, Vischpoortstraat 27 te Elburg, inwoning van een echtpaar uit Arnhem. Ze hebben, na het mislukken van Operatie Market Garden, op bevel van de Duitsers, hun huis verlaten, evenals honderdvijftigduizend andere inwoners van Arnhem en omgeving. Het registratiekantoor in het gemeentehuis van Elburg heeft hen naar de Timmers verwezen. Waarschijnlijk hebben ze ook een schriftelijke verklaring van hun gezinsinkomen getoond. Dat is namelijk nodig als ze in aanmerking willen komen voor een uitkering. Wat de familie Timmer niet weet is dat zij joden zijn en vanuit Amersfoort in Arnhem zijn ondergedoken. Hun echte namen zijn: Levie Barnstijn en Debora Barnsteijn-Klein. Ze hebben zich eind september bij de grote stroom verjaagde Arnhemmers gevoegd en met hun valse paspoorten in Elburg laten registreren als evacué. Of het Arnhemse verzet hierbij betrokken is geweest, is niet bekend.
Regelmatig komt bij de familie Timmer stadsgenote Jo Westerink op bezoek, met twee meisjes: Marrie en Rika Hoogedoorn. Volgens zeggen ook afkomstig uit Arnhem. Maar Levie en Debora weten wel beter. Ze zien onmiddellijk dat het Maud en Rita Peper uit Amersfoort zijn, kinderen van bekenden van hen. Ze houden hun mond. Pas bij de bevrijding van Elburg vertellen ze wie ze zijn.
Jo Westerink vertelt in 2012: ‘Ik herinner me dat de joodse man tijdens de bevrijding helemaal uitzinnig van vreugde was. Hij riep onder andere: God zij geloofd en geprezen.’
Bron:
- Norel, W. van, Joods leven in Elburg (Wezep 1995)
- Centraal Registratiebureau voor Joden, supplement A2, Collectie United Holocaust Memorial Museum (Dutch Survivor Lists) te Washington