Dinsdag t/m zaterdag van 11.00 tot 17.00 uur geopend

Oosterwolde – Kleine Woldweg 3 – D. van de Roozenberg

In de zomer van 1942 is de 19-jarige Fannie Lakmaker ondergedoken bij Dries en Lub van de Roozenberg op Kleine Woldweg 3. Haar moeder Fie Lakmaker-Rood is ondergedoken in Vorchten, haar vader Joost Lakmaker (diamantbewerker) in Heerde. Haar broers Gerard en Manuel zijn elders ondergedoken.

Lub van de Roozenberg kwakkelt met haar gezondheid en Fannie gaat aan de slag als hulp in de huishouding. Lub wordt niet op de hoogte gesteld van haar echte identiteit. Dat vindt Dries verstandiger. Fannie bouwt een goede band op met de familie, leert melken en gaat zondags mee naar de kerk. Op een zondag adviseert dominee Van Rootselaar onderduikers niet meer naar de kerk te komen. Dat wordt te gevaarlijk. Fannie schrikt: wat zal Lub zeggen als ze niet meer mee naar de kerk gaat? Op aandringen van de dominee wordt Lub door Dries en Fannie op de hoogte gebracht van de echte identiteit van Fannie. Ze wachten vol spanning op haar reactie. En die valt honderd procent mee: Lub vermoedde al enige tijd dat Fannie van joodse komaf is.

Op 6 juli 1944 is er een razzia in Oosterwolde. Vliegensvlug worden alle onderduikadressen gewaarschuwd. Dries verbergt Fannie eerst in het naastgelegen roggeveld en vervolgens stuurt hij haar met zijn knechten naar de Vrijheid van Elburg om te gaan hooien. Als ze aan het einde van de middag met twee hooiwagens terugkomen, vindt er net een huiszoeking plaats. Fannie verstopt zich in het hooi. Als de kust weer veilig is wordt besloten dat Fannie die nacht niet in de bedstee zal slapen, maar in een hol onder de hooiberg. Een verstandig besluit: ’s nachts is er opnieuw huiszoeking. Fannie wordt niet gevonden, maar Dries en z’n knechten worden meegenomen naar de school in Oosterwolde. Ruim honderd mannen zijn opgepakt. De Duitsers beginnen meteen met hardhandige verhoren. Burgemeester Ulco de Vries grijpt in: hij belt Rauter, de hoogste Duitse politiebaas. Die vertelt hem dat hij geen opdracht gegeven heeft voor deze razzia. De gevangen genomen Oostewoldenaren gaan weer naar huis.

Dries en zijn vrouw verwachten nog meer huiszoekingen en besluiten dat het beter is dat Fannie een nieuw onderduikadres krijgt. Lub gaat met de fiets naar een verzetsman in Hattemerbroek, met de vraag of Fannie bij hem terecht kan. Het antwoord is positief. Fannie trekt de klederdracht van Lub aan en als boerenvrouw fietst ze samen met Dries en buurman Bonestro naar Hattemerbroek. De Duitsers die ze onderweg passeren hebben niets in de gaten.

Fanny overleeft de oorlog in de onderduik, haar ouders ook. Broer Gerard overleeft, met een groep diamantwerkerskinderen, kamp Bergen Belsen. Broer Manuel is op 31 juli 1944 vermoord in Midden-Europa.

Bron:

  • Visser, A. (red.), ‘Dirk Jan Karsebrink’ in: Oldebroek in Oorlogstijd. Schuilplaats voor vreemdelingen (Wezep 1995)
  • Arolson Archief
  • Joods digitaal monument
  • Reformatorisch Dagblad: 14-04-1995, ‘Herenigd met de Engel van Bergen Belsen’