In de loop van 1944 duiken Catootje en Loesje Noach onder bij de familie Nijboer op Zomerdijk 90 te Noordeinde. De beide meisjes zijn afkomstig uit Amersfoort en met hun ouders Arnold en Heintje Noach eerst ondergedoken in Ugchelen, bij Apeldoorn. Daar zijn ze bij een huiszoeking op het nippertje aan de Duitsers ontkomen. De familie Noach besluit vervolgens om naar Oldebroek te gaan, waar Jo, de zus van Heintje, haar echtgenoot Bram Weijel en hun zonen Joop en Karel zijn ondergedoken. De verzetsgroep Oldebroek besluit dat het beter is dat de familie Noach niet bij elkaar blijft: vader en moeder krijgen een schuilplaats in het bos aan de Bovendwarsweg, de beide meisjes in Noordeinde, bij Aart Nijboer.
Bij de Nijboers is op dat moment ook de Amersfoortse Erna Brandspiegel ondergedoken. Haar verloofde Leo van Zuiden verblijft een kilometer verderop bij de sluis, bij weduwe Mie Dekker. Erna is schooljuf en geeft les aan de nabijgelegen lagere school van Noordeinde. Ze neemt Catootje en Loesje mee naar school. De ouders van de meisjes weten niet waar de kinderen naar toe zijn gebracht. Zo wil het verzet voorkomen dat ze bij hen op bezoek gaan. Catootje, Loesje en Erna overleven de oorlog op Noordeinde.
Bronnen:
- Visser, A. (red.), ‘Onderduikers bij Mie van de Sluze’ in: Oldebroek in oorlogstijd. Schuilplaats voor vreemdelingen. (Wezep 1995)
- Oudheidkundige Vereniging De Broeklanden, Uut ’t Oldebroeck, april 2019. (Wezep 2019)