De 47-jarige Rivka Strykowski-Ehrlich uit Den Haag duikt in januari 1943 als huishoudster onder bij tuinder Harm Bos op Oude Hogeweg 10 te Doornspijk. Mevrouw Bos is ziek en opgenomen in een ziekenhuis in Ermelo.
Rivka’s man Abraham is in 1942 naar Zwitserland vertrokken om de overkomst van zijn gezin te regelen. Helaas sluit kort daarna de grens voor joden en kunnen Rivka en haar dochters zich niet meer bij hem voegen. Rivka is eerst ondergedoken in de joodse psychiatrische inrichting het Apeldoornsche Bosch in Apeldoorn. Als in de nacht van 21 op 22 januari 869 patiënten samen met 94 zwakzinnige joodse kinderen uit het Apeldoornse kindertehuis Achisomog en 52 personeelsleden naar Auschwitz worden gedeporteerd, vlucht Rivka het bos in. Via verzetsman Leendert Veerman uit Den Haag komt ze in contact met kapper Co Broekhuis uit Doornspijk. Hij bezorgt haar het onderduikadres bij de familie Bos.
Rivka gaat zondags met Harm en de kinderen mee naar de Hervormde kerk. Haar beide dochters Sonja en Esther duiken aanvankelijk onder bij Co Broekhuis op Zuiderzeestraatweg West 55. Omdat hun aanwezigheid in het dorp argwaan wekt, zoekt Co na enkele maanden elders een veilig onderduikadres voor de meisjes. Zijn vrouw Jannetje stuurt regelmatig voedsel naar hen.
Na de bevrijding gaat Rivka, voordat ze naar Den Haag terug gaat, op bezoek bij de Gereformeerde dominee. J.G. Lensink en de Hervormde dominee J. R Cuperus. Zij bedankt de predikanten voor de geestelijke steun die zij van hen gekregen heeft. Beiden waren op de hoogte van haar echte identiteit.
Bron:
- Sneller, Dirkje en Aart Veldman, ‘Oudste kapper’ in: Een open venster (Wezep 2004)
- H. Sorber-Broekhuis
- J. Gercama-Broekhuis