Volgens goed Bijbels gebruik – dat teruggaat op Abraham – wordt een joods jongetje op de achtste dag na zijn geboorte besneden, als teken van het verbond tussen de Eeuwige en het joodse volk. Bep de Waard-Ruys zocht de besnijdenissen in Elburg uit, van 1800-1805 en 1851-1932. Klik daarvoor op onze kennisbank.
Een professionele besnijder voert de kleine ingreep uit, thuis of in het ziekenhuis. Het kind zit op schoot bij een familielid (vaak zijn grootvader), op een speciale bank of stoel. Daarnaast is een lege plek voor de profeet Elia, die ooit de Messias zal aankondigen. Het jongetje krijgt tijdens de plechtigheid zijn joodse naam.
Ook meisjes worden in het verbond opgenomen, maar anders, in een speciale plechtigheid, vaak op de eerste sjabbat na haar geboorte. Jongens en meisjes krijgen tijdens de feestelijkheid toegewenst: ‘Moge hij/zij opgroeien voor de Tora, het huwelijk en goede daden.’