Dinsdag t/m zaterdag van 11.00 tot 17.00 uur geopend

Oldebroek – Mulligenweg 13 – H. Flier

De Amsterdamse weduwe Blanche Vieijra-Nabarro duikt in mei 1943 onder op de boerderij van Helmich en Grietje Flier-van der Veen op Mulligenweg 13 in Oldebroek. Ze heeft twee peuters bij zich: haar dochtertje Rachel en haar nichtje Bertha Bromet. Blanche krijgt een vals persoonsbewijs op naam van Marie van Dorp. Rachel wordt vanaf dat moment Ella genoemd. Echtgenoot Meier Vieijra is een van de 427 mannen die op 22 februari 1941 bij een razzia op het Jonas Daniël Meijerplein zijn gearresteerd. Hij wordt via Schoorl en Buchenwald naar Mauthausen gedeporteerd. Aan zijn zwangere vrouw schrijft hij dat als de baby een jongen is ze hem Jacob Ben Meier moet noemen, als het een meisje is Rachel. Op 17 september 1941 sterft hij van uitputting. Op 2 oktober bevalt Blanche van een dochter. Het meisje krijgt de naam Rachel.

De ouders van Bertha, Annie en Jacques Bromet-Nabbaro, zijn ondergedoken bij de familie Van de Kruisweg in Oldebroek. Zij worden enkele maanden later tijdens een razzia gearresteerd. Paniek bij de familie Flier: Blanche en de meisjes moeten zo snel mogelijk naar een ander onderduikadres. De kans is namelijk groot dat Annie en Jacques bij een hardhandig verhoor het onderduikadres van hun dochtertje Bertha prijsgeven. Bertha wordt eerst naar de familie Bos gebracht en daarna naar de familie Van Essen in Oostendorp. Blanche en haar dochtertje blijven in Oldebroek, ze duiken onder bij Johannes Vaessen op Bovendwarsweg nr. 98. Na twee weken gaan ze terug naar Helmich Flier.

Wanneer de razzia’s toenemen worden er twee schuilplekken voor Blanche gemaakt. Zomers, als er stro genoeg is, slaapt ze in een hol op de hilde (zolder in de veestal) en ’s winters in een hol in de schuur. Deze schuilplek wordt afgesloten met een deksel, stenen en een boerenwagen. Blanche: ‘Ik dacht dat ik levend begraven zou worden, ik kon helemaal geen lucht krijgen. Ik was verschrikkelijk bang…’.

In het voorjaar van 1944 vindt er weer een huiszoeking plaats. Ze zijn gewaarschuwd. Marie verstopt zich op de hilde. De Grüne Polizei vraagt aan Gerrigje Flier: ‘Haben sie auch Juden?’ Ze antwoordt: ‘Nee, we hebben geen joden, gaan jullie maar kijken’. Ze liegt niet, want ze heeft jodinnen in huis. De Duitsers doorzoeken de hele boerderij, ook de hilde. Een van de agenten loopt langs de strobalen waarachter Blanche verscholen zit en prikt af en toe met zijn bajonet in de balen. Ze wordt niet gevonden.

Begin april krijgt de familie Flier inkwartiering van enkele Duitse soldaten. Ze hebben in beslaggenomen boerenwagens en paarden bij zich. In de identiteit van de bewoners van de boerderij zijn ze niet geïnteresseerd. Op 16 april 1945 vertrekken ze weer.

Drie dagen later wordt Oldebroek bevrijd. Blanche en Rachel hebben de oorlog overleefd.

Pas na de dood van haar moeder in 2003 vindt dochter Ella, zoals ze ook na de oorlog wordt genoemd, de fotoalbums en de brieven van haar vader. Ze heeft de brieven in 2011 geschonken aan het Joods Historisch Museum te Amsterdam.

Bronnen:

  • Visser, A. (red.), ‘In ’t hol bij de familie Flier’ en ‘Waarom verborgen we onderduikers’ in: Oldebroek in oorlogstijd. Schuilplaats voor vreemdelingen’ (Wezep 1995)
  • Digitaal Joods Monument