Bram en Jo Weijel-Dwinger uit Amersfoort krijgen op 22 april 1943 bericht dat ze zich met hun zonen Joop en Karel moeten melden in kamp Vught. Ze duiken in hun woonplaats onder bij de familie Van der Wey. Oud-Oldebroeker Jan Kanis zorgt daarna voor een onderduikadres in Oldebroek. De Weijels gaan met een taxi naar station Nijkerk en vervolgens met de trein naar ’t Harde. Met een dresseerkar worden ze naar vrijgezel Johannes Vaessen op Bovendwarsweg 98 in Oldebroek gebracht. Overdag verblijven ze bij Vaessen, ’s nachts slapen ze in een hut in het naastgelegen bos.
Na verloop van tijd duikt ook de zuster en zwager van Jo, Heintje en Arnold Noach- Dwinger, bij hen onder. Ze zijn in Ugchelen, bij Apeldoorn, op het nippertje aan de Duitsers ontkomen. Hun dochters Catootje en Loesje duiken onder bij de familie Nijboer op Zomerdijk 90 in Noordeinde.
Eind 1943 doen foute politieagenten huiszoeking bij Vaessen. De Weijels en Noachs zijn op dat moment in hun hut. De overvallers vinden aanwijzingen dat er bij Johannes meerdere mensen verblijven. Hij wordt gearresteerd, meegenomen naar Arnhem en hardhandig ondervraagd. Johannes zwijgt als het graf. Twee dagen later wordt hij vrijgelaten. Zijn onderduikers zijn na de huiszoeking bij buurman Jan van Zalk ondergedoken. Besloten wordt om voor de Weijels en de Noachs een hut te bouwen in het bos van J. Pot aan de Bovendwarsweg.
Johannes Vaessen neemt in de oorlog, voor kortere of langere tijd, meerdere onderduikers in huis, mensen in nood kunnen altijd bij hem terecht.
Zo duikt in augustus 1943 Blanche Vieijra (schuilnaam Marie) met haar dochtertje Rachel (schuilnaam Ella) twee weken bij hem onder. Ze zijn ondergedoken bij Helmig Flier op Mulligen. Als er bericht komt dat haar zus en zwager, Annie en Wim Bromet, die in Oldebroek bij de familie Van de Kruisweg zijn ondergedoken, bij een razzia zijn opgepakt besluit Flier dat Blanche en Rachel voor hun veiligheid ergens anders heen moeten. Hij is bang dat de Bromets bij een verhoor zijn adres doorgeven. Tijdens de weken dat Blanche en Rachel aan de Bovendwarsweg zijn vindt daar een huiszoeking plaats. Er is door het verzet tijdig gewaarschuwd. Blanche en Rachel hebben zich verstopt in een goed gecamoufleerd hol onder de grond. De Duitsers lopen vlak boven hun hoofden heen en weer. Ze worden niet ontdekt.
In december 1944 duiken Rieny Jacobs, Isaac en Marianne Winnink-Emden en Siena Heilbron-Emden, na een razzia op hun onderduikadres aan de Vierhuizenweg in Oldebroek, ruim een week bij Johannes Vaessen onder.
Op 18 januari 1945 duiken Salomon en Johanna Lampel-de Leeuwe bij Johannes onder. Ze hebben ternauwernood een huiszoeking bij Gerrit van Tongeren in de Kerkstraat overleefd.
Aan het einde van de oorlog is Gerhard Brandt uit Amsterdam bij Johannes Vaessen ondergedoken. Dat blijkt uit de lijst (supplement A2) van het Centraal Registratiebureau voor Joden. Hoelang hij aan de Bovendwarsweg geweest is, is nog niet achterhaald.
Bronnen:
- Visser, A.(red.), ‘De jaren 1939-1945’ en ‘In ’t hol bij de familie Flier’ in: Oldebroek in Oorlogstijd. Schuilplaats voor vreemdelingen (Wezep 1995)
- Oudheidkundige Vereniging De Broeklanden: Uut ’t Oldebroeck, april 2019
- Centraal Registratiebureau voor Joden, lijst supplement A2, Collectie United Holocaust Memorial Museum (Dutch Survivor Lists) te Washington