Aäron de Lange duikt op 7 november 1942 onder in het Nunspeetse buurtschap Hoge Bijssel.
De Lange is opgegroeid in Elburg en werkt als manufacturier, postbesteller en huidenzouter. Hij trouwt op 12 mei 1942 met de Zwolse Clara van Zuiden. Het paar vestigt zich in Amsterdam. In het persoonsbewijs van Aäron staat gestempeld dat hij op 5 augustus 1942 in Amsterdam een vrijstelling voor tewerkstelling heeft gekregen, ‘bis auf weiteres’ (tot een nader te bepalen datum). Op welk moment deze vrijstelling is ingetrokken is (nog) niet bekend. Op zijn persoonskaart uit het Holocaust-archief staat dat hij in het joodse werkkamp in Sintjohannesga in Friesland is geweest. Vandaar is hij in de nacht van 2 op 3 oktober gedeporteerd naar kamp Westerbork.
Op 7 november meldt ook zijn broer Hartog zich in kamp Westerbork. Een maand later, op 7 december, ontvangen beide broers een ‘sperre’, een vrijstelling van deportatie. Ze zijn onmisbaar in hun huidenzouterij in de Westerwalstraat te Elburg. Volgens overlevering heeft het Elburgse verzet samen met de burgemeester voor deze vrijstelling gezorgd. De vertegenwoordiger van de Joodse Raad in Elburg is verantwoordelijk voor hun terugkomst.
Beide broers duiken echter onmiddellijk onder: Hartog met zijn vrouw Suze in Nunspeet. Aäron in het Nunspeetse buurtschap Hoge Bijssel.
Op 7 september 1943 wordt Aäron tijdens een avondwandeling gearresteerd en opnieuw naar kamp Westerbork gebracht. Nog dezelfde dag wordt hij op transport gesteld naar Auschwitz, samen met 987 gedeporteerden. Ook zijn broer Machiel Aäron en zijn zus Betje maken deel uit van dit transport. Ze worden direct na aankomst vermoord.
Aarons vrouw Clara overleeft de oorlog.
Bronnen:
- Norel, W. van, Joods leven in Elburg (Wezep 2014)
- Digitaal Joods Monument
- Holocaust-archief Bad Arolson