Op 17 maart 1943 duikt Herman Caro onder bij de familie Koers-Boeve op Hogeweg 9 in Kamperveen. Zijn familie is al naar Amerika geëmigreerd. Hij kon niet meer op tijd uit Nederland wegkomen. Herman wordt naar Kamperveen gebracht door de Oldebroekse verzetsman Hendrik van de Streek, een zwager van Koers. Hendrik werkt samen met de oud-Oldebroeker Jan Kanis uit Amersfoort. Kanis helpt veertig joden uit het westen en midden van Nederland aan onderduikadressen bij bekenden van hem in Oldebroek, Oosterwolde, Noordeinde en omgeving.
In mei 1943 duikt via Jan Kanis ook Leni Duyzend uit Amsterdam onder bij de familie Koers. Dat is geen succes: Leni heeft moeite met haar rol als onderduiker en brengt de familie Koers en Herman Caro in gevaar. Ze wordt door Hendrik van de Streek met de fiets weer opgehaald. Halverwege de rit stopt Hendrik en maakte haar in niet mis te verstane woorden duidelijk dat ze haar gedrag dient aan te passen. Leni begrijpt dat het menens is en bij de Van de Streeks aan de Hof ter Eekterweg gedraagt ze zich zoals van haar verwacht wordt.
Vrijgezel Herman Caro blijft de gehele oorlog op Hogeweg 9: overdag binnenskamers, ’s avonds als het donker is een poosje buiten op het erf. Herman slaapt in de schuilplaats boven de bedstee. Het nabijgelegen Kampen wordt op 17 april bevrijd. Ook uit Kamperveen zijn de Duitsers dan vertrokken. Herman hoeft zich vanaf dat moment niet meer te verstoppen. Hij schenkt de familie Koers een Delfsblauw bord dat herinnert aan zijn onderduik. Op het bord staat een onderduiker afgebeeld, met daarboven de periode van Hermans onderduik bij de familie Koers en zijn initialen. Rondom de afbeelding de tekst uit Jesaja 16 vers 3: Verberg de verdrevenen en vermeld den omzwervende niet.
Bronnen:
- J. Koers-Alink
Bord geschonken door Herman Caro aan de familie Koers-Boeve