In 1944 duikt Lena Polak onder bij de familie H. Blaauw op Bovenweg 86 in Doornspijk, recht tegenover de Klaterweg. Geen van de buren heeft in de gaten dat ze een onderduikster is. De Blaauws hebben al jaren pensiongasten en ook Lena gedraagt zich als gast.

Hendrik Blaauw is boswachter, jachtopziener, hulppolitieagent, actief in het verzet en verspreidt de illegale krant Strijdend Nederland. Ook helpt hij Doornspijkse jongens die niet voor de Duitsers willen werken aan een schuilhut in ‘zijn’ bos.

In 1943 krijgt Hendrik de vraag of hij naar Den Haag wil reizen om broodbonkaarten, die bij een overval op een distributiekantoor zijn buitgemaakt, te ruilen voor bonkaarten voor fietsbanden. De banden zijn nodig voor de koeriersters die dagelijks met hun fiets levensmiddelen naar Het Verscholen Dorp, aan de Pas-Opweg bij Vierhouten, brengen. Hendrik reist per trein naar Den Haag. In het afgesproken hotel vindt de ruil plaats. Opgelucht reist hij daarna weer terug naar Nunspeet.

Als hulppolitieagent draagt Hendrik een uniform en heeft hij een Ausweis, een identiteitskaart waarmee hij ook na spertijd op straat mag zijn. Hij weet vaak als eerste wanneer een razzia op komst is en waarschuwt dan het verzet. Zelf gaat hij ook langs bij adressen waarvan hij weet dat daar onderduikers zijn.

De familie Blaauw moet in de herfst van 1944 evacués in huis opnemen. Het zijn NSB’ers uit Arnhem. Daar schrikt de familie van: als Lena nu maar geen gevaar loopt. De NSB’ers krijgen echter geen argwaan. Lena Polak viert de bevrijding in Doornspijk.

Bronnen:

• Visser, A., Onderduikers op de Veluwe. (Over)leven in oorlogstijd. 1940-1945 (Wezep 1990)
• G. Jansen-Blaauw