Een felle brand op Nieuwjaarsdag legde het monumentale pand op Beekstraat 49 volledig in de as. Deze woning was tot 1943 het huis van de joodse Heintje van Hamberg, de laatste ‘leninghoudster’ van Elburg. Zij werd op 9 april 1943 gedeporteerd en op 21 mei 1943 vermoord in Sobibor.
Elburg had al in 1716 een bank van lening. Mensen konden bij deze instelling allerlei goederen belenen om tijdelijk contanten te verkrijgen. Ging het financieel beter, dan kon men zijn goederen weer terugkopen. Daarbij moest rente worden betaald over het geleende bedrag. De familie Van Hamberg pachtte in Elburg de bank van lening onafgebroken in de periode 1791-1908. Heintje van Hamberg was achteraf bezien de laatste bank van leninghoudster van Elburg.
Gezin
Heintjes vader Jacob van Hamberg (1816-1899) was maar liefst 55 jaar lang de houder van de bank van lening. Daarnaast was hij koopman en zeer actief binnen de Joodse Gemeente in Elburg. Jacob van Hamberg trouwde in 1850 te Elburg met Betje Beem. Jacob van Hamberg en Betje Beem kregen zes kinderen. Het eerste kind (een jongetje) werd levenloos geboren in 1851. Vervolgens kreeg het echtpaar Van Hamberg Jannetje (1852), Dina (1854), Sara (1855), Heintje (1856) en Matje (1860).
Van leninghoudster naar winkelierster
Heintje van Hamberg (1856-1943) bleef ongehuwd en woonde vrijwel haar hele leven in het ouderlijke huis aan de Beekstraat 49. Ze zette de bank van lening van haar vader door, maar door concurrentie liepen de inkomsten steeds verder terug. Op 1 januari 1908 werd de bank opgeheven. Heintje woonde nog vele jaren in het pand Beekstraat 49. Ze verkocht in haar kleine winkeltje onder andere kruidenierswaren, petroleum en in de zomermaanden schaaltjes met kruisbessen. In haar schuur aan de Bloemsteeg lagen lijnkoeken. Deze kwamen met de beurtschipper uit Amsterdam en werden verkocht aan de boeren uit Elburg en omgeving.
Opgehaald door de Duitsers
Op 9 april 1943 werd Heintje uit haar woning opgehaald door de Duitsers. Ze had niet door wat er met haar zou gaan gebeuren. Ze zette vlak voor haar deportatie de planten op de plaats en gaf ze voldoende water. ‘Tegen de tijd dat ze droog komen te staan, ben ik allang terug’, zei ze bij haar vertrek. Voor alle zekerheid had ze toch nog wat geld in haar rok genaaid. Met een breikous onder haar arm stapte ze in een voor haar huis gereedstaande auto. Dat was haar afscheid van Elburg.
Vught, Westerbork, Sobibor
Heintje van Hamberg werd eerst naar Kamp Vught gebracht. Vervolgens werd ze op 9 mei 1943 overgebracht naar Westerbork. Daar verbleef ze korte tijd in ziekenbarak 85. Op dinsdag 18 mei werd Heintje (vermoedelijk in zieke toestand!) op transport gesteld naar het vernietigingskamp Sobibor. Op vrijdag 21 mei 1943 werd daar ze op 86-jarige leeftijd vergast.
Dodenkamp
Kamp Sobibor was net als Auschwitz-Birkenau bedoeld om in korte tijd veel mensen te doden. Van de Nederlandse joden is ongeveer een derde in Sobibor vermoord. In Auschwitz, waar ruim 60.000 Nederlandse joden om het leven zijn gebracht, werden in 1943 de joden uit de Griekse stad Thessaloniki massaal aangevoerd en gedood. Naar Sobibor werden 34.313 Nederlandse joden gebracht, meestal in veewagens zonder voldoende sanitair of drinken. Velen stierven al onderweg. Slechts 18 Nederlanders keerden uit Sobibor terug, de meesten van hen waarschijnlijk omdat ze al vrij snel naar een ander (werk)kamp werden gebracht en zo konden overleven.
Trein van 10 maart 1943
Van de trein die 10 maart 1943 uit Westerbork vertrok (zie onder) overleefden 13 joden (vooral vrouwen). Van de meeste treinen keerde niemand terug. Er was een man bij van 92 en een baby van drie maanden. Op dinsdag 6 april 1943 vertrok er een trein met 2020 joden. Na aankomst in Sobibor op 9 april werden daarvan binnen twee uur 1900 mensen vergast. Er kwamen na de oorlog twee mensen van deze trein terug; Selma Wijnberg-Engel en Ursula Stern.
Opstand
In Sobibor brak in oktober 1943 een opstand uit, waardoor honderden joodse gevangenen het kamp konden ontvluchten. Van hen zijn er bijna 160 niet van het kampterrein afgekomen: ze moeten zijn omgekomen tijdens hun vluchtpoging, door kogels of door mijnen. Uit Duitse rapportage valt op te maken dat er 107 joden buiten het kamp zijn onderschept door Duitse patrouilles. Rond de vijftig joden zijn wel verder gekomen, maar hebben de oorlog niet overleefd, door ziekte en uitputting of omdat ze op het Poolse platteland zijn omgebracht.
Overlevenden, Schelvis
Van 47 mensen is bekend dat ze de oorlog hebben overleefd. Onder hen de al genoemde Ursula Stern (die zich aansloot bij een Poolse verzetsgroep) en Selma Wijnberg-Engel. Een andere overlevende van Sobibor was Jules Schelvis (1921-2016). Hij heeft het kamp onder de aandacht gebracht via publicaties en lezingen, onder andere ook in Elburg.
Klik hier voor meer informatie.
Bron: Joods leven in Elburg, 2014, Willem van Norel.