Dinsdag t/m zaterdag van 11.00 tot 17.00 uur geopend

Ajax en de joden

Studente Annemiek van Limburg voerde haar master tutorial uit voor Museum Sjoel Elburg. Ze analyseerde de vorming van een “jodenidentiteit” bij de F-Side. Op die manier wilde Annemiek van Limburg onderzoeken in hoeverre de “jodenidentiteit” van de Ajaxhooligans kan worden gezien als een maatschappelijke reactie op de aanwezige Joods-Nederlandse context.

“We gaan op jodenjacht”, zingt ADO-profvoetballer Lex Immers zondag 20 maart 2011, staande op de bar van het supportershome van de voetbalclub ADO Den Haag na een overwinning op Ajax (3-2). Aanwezig zijn behalve supporters ook spelers en trainers van ADO. Er wordt muziek gedraaid en gedanst, gezongen en geschreeuwd. Ook worden er spreekkoren ten gehore gebracht. Aan het begin roepen de supporters “Hamas, Hamas, joden aan het gas.” Zij worden na enkele seconden tot stilte gemaand door trainer John van den Brom. Op een gegeven moment grijpt ADO-speler Lex Immers naar de microfoon. Met zijn rug naar de zaal zingt hij “We gaan op jodenjacht.” De supporters zingen uit volle borst mee en ook zijn ploeggenoot Charlton Vicento. De trainers John van den Brom en Maurice Steijn staan ernaast, maar grijpen niet in.

“Ik heb me laten meeslepen”
Eén van de supporters maakt opnames tijdens het feestje en zet het filmpje dezelfde dag nog op YouTube. Immers krijgt van ADO “de hoogst mogelijke boete.” Hij betuigt spijt. ''Ik heb me volledig mee laten slepen in de euforie na een bijzondere overwinning. Iedereen in en rond Ajax loopt weg met de geuzennaam joden. Als ik zing “We gaan op jodenjacht” doel ik erop dat we Ajax willen verslaan. Niets meer en niets minder. Ik ben me op dat moment totaal niet bewust geweest van een beledigende toon naar een hele bevolkingsgroep. Een geuzennaam en een bevolkingsgroep heb ik door elkaar gehaald en daar heb ik spijt van. Ik had dit niet mogen doen en accepteer uiteraard de boete die mij wordt opgelegd.” Lex Immers werd door de KNVB voor vijf wedstrijden geschorst, waarvan één voorwaardelijk. Ook de Bunnikside van FC Utrecht kon er wat van. Den Haag-supporters van de North Side stonden al langer bekend om hun antisemitische spreekkoren als Ajax kwam of als de meute bij een uitwedstrijd naar Amsterdam toog. Het is de vraag of de Amsterdamse supporters van de F-side dit ook als een belediging zagen.

Annemiek van Limburg
Studente Annemiek van Limburg uit Wapenveld schreef in 2020 haar masterscriptie Midden-Oosten-studies aan de Rijksuniversiteit van Groningen over “De tweede Aliyah.” Aliyah betekent “opgaan” en verwijst naar de vijf migratiestromen van diasporische joden naar het heilige land Palestina. Ze wilde na overleg met bestuursleden van Museum Sjoel Elburg ook een onderzoek waar het museum iets mee “kon.” Ze koos voor het schrijven van een researchpaper over antisemitisme in de huidige Nederlandse samenleving en met name over de zangkoren van en tegen Ajaxsupporters. Deze liederen zijn geplaatst binnen een theoretisch kader om de herkomst historisch gezien te verklaren. Wat is de herkomst van deze leuzen en bovenal in hoeverre zijn ze antisemitisch of anti-Israëlisch? Haar onderzoek luidde: “De F-Side Ajaxhooligans: Joods-Nederlandse spanningen en de New Social Movement Theory”. De wetenschappelijke bewijsvoering laten we in dit artikel buiten beschouwing; we richten ons vooral op de conclusie van Van Limburg.

Conclusie
“In dit paper is met gebruikmaking van de New Social Movement Theory de volgende hoofdvraag beantwoord: In hoeverre kan de ‘Jodenidentiteit’ van de oorspronkelijke F-Siders worden gezien als een maatschappelijke reactie van een sociale organisatie op de Joodse-Nederlandse maatschappelijke context in de periode 1976 tot 1989? Allereerst is er in dit paper gekeken naar de veronderstelde historische band tussen Amsterdam en de joodse bevolking. Het is te simplistisch gebleken om enkel naar deze band te verwijzen bij het verklaren van de ‘jodenidentiteit’ van Ajax. Het is aannemelijker dat de geografische locatie van het stadion binnen de joodse wijk resulteerde tot deze associatie. Het verklaart echter nog niet waarom de discriminerende uitlatingen jegens Ajax in de jaren ’80 gepolitiseerd werden. Deze politisering van de discriminerende spreekkoren jegens Ajax kan worden geduid vanuit twee maatschappelijke ontwikkelingen die tot spanningen leidden binnen de samenleving: een ‘Holocaustmoeheid’ en de verdere escalatie van het Israëlisch-Palestijns conflict.

We kunnen concluderen dat concurrerende voetbalclubs de joodse geschiedenis van Amsterdam en Ajax gebruiken om hun rivaliteit jegens Ajax te tonen. Het is echter te simplistisch om de ‘superjoden’-identiteit van de F-Side enkel vanuit dit historische perspectief te verklaren. Om de invloed van spanningen binnen de Nederlandse maatschappij op de identiteitsvorming van de F-Side te verklaren is er binnen dit paper gekozen om de F-Side vanuit de New Social Movement Theory te analyseren. Zo stelt deze theorie dat als gevolg van maatschappelijke spanningen zich er een sociale groep vormt die zich onderling identificeert door middel van een collectieve identiteit, kritiek op de maatschappij en een anti-institutioneel karakter. Door deze theorie toe te passen op de F-Side kan de maatschappelijke onrust in de jaren ’70 en ’80 als een mogelijke verklaring dienen voor de vraag waarom er binnen de F-Side een joodse zelfidentificatie ontstond. Het vernieuwende perspectief dat de New Social Movement Theory biedt, kan als een tegenhanger worden gezien voor het alom in de media en bij de overheid aangehaalde hooliganperspectief. Dit hooliganperspectief stelt dat het gedrag van de F-Side en de daarmee gepaarde zelfidentificatie als ‘joden’ enkel voortkomt uit provocatie en de behoefte om maatschappelijke onrust te creëren.

Door middel van de New Social Movement Theory blijkt dat zowel de ‘Holocaustmoeheid’ als de verdere escalatie van het Israëlisch-Palestijnse conflict invloed hebben gehad op het ontstaan van de ‘superjoden’-identiteit bij de F-Side. Het aannemen van de ‘jodenidentiteit’ door F-Siders in deze periode kan worden gezien als een reactie op de anti-Israëlische sentimenten binnen de Nederlandse samenleving. Tevens kan gesteld worden dat de vorming van een ‘superjoden’-identiteit bij de F-Side deels voortkwam uit de behoefte om te provoceren. Het gebruik van joodse symbolen, wat leidde tot provocatie, kwam echter voort uit de verschuiving van de Holocaust naar het Nederlandse publieke geheugen. Hierdoor kan ook dit hooliganmotief worden gezien als een gevolg van de maatschappelijke spanningen in de jaren ’70 en ’80. Het is dus tevens te simplistisch gebleken om te stellen dat de ‘jodenidentiteit’ van de F-Side enkel te verklaren valt vanuit het eerdergenoemde hooliganperspectief.

Dit paper heeft laten zien dat de identiteit van de F-Side zich tevens ontwikkelde als reactie op maatschappelijke ontwikkelingen die in de gehele Nederlandse maatschappij speelden. We kunnen de ontwikkeling van deze hooligangroep dus zien als een gevolg van het Nederlandse debat over de positie van de Holocaust binnen het Nederlandse publieke geheugen en anti-Israëlische sentiment binnen de samenleving. Het is dus van belang om het gedrag van sociale groepen die bijdragen aan maatschappelijke onrust niet enkel weg te zetten als provocatie, maar ook aandacht te besteden aan de redenen voor de maatschappelijke ontevredenheid die tot het provocerende gedrag leiden. Er zal echter meer onderzoek nodig zijn naar andere factoren die van invloed zijn geweest op de F-Side om te kunnen concluderen of de twee in dit paper aangehaalde maatschappelijke conflicten de hoofdzakelijke redenen zijn voor het ontstaan van een ‘jodenidentiteit’ bij de F-Side.”

 

Spandoeken en spreekkoren
Ajacieden noemen zichzelf joden. Eind jaren ’70 waren er in de Nederlandse stadions waar Ajax speelde, steeds meer anti-joodse spandoeken te zien en anti-joodse spreekkoren te horen. Komt dit doordat Ajax een joodse achtergrond heeft? Wanneer de tegenpartij naar het stadion moest lopen, liep men onderweg door een joodse wijk in Amsterdam-Oost. De eerdergenoemde Bunnikside (FC Utrecht) wist Nederland te choqueren door een spandoek te maken met daarop “Ajax”, alleen waren de letters a afgebeeld als davidsterren, en de letter x als een hakenkruis. Later nog kwam dezelfde Bunnikside met de tekst: “Adolf, hier lopen er nog 11, als jij ze niet vergast dan doen we het zelf.” De F-Side ging als reactie hierop steeds meer Israëlische vlaggen gebruiken in het stadion, en adopteerde “joden” als geuzennaam. Pas later begonnen de fans met het scanderen van de naam joden.

 

Joodse cultuur op de tribune
Waarom Ajax bekend staat als “jodenclub” is moeilijk te zeggen. Ajax is niet opgericht als een joodse club maar in de tijd dat Amsterdam verschillende clubs op het hoogste niveau had (Volewijckers voor Noord, Blauw-Wit voor Zuid, DWS voor West) was Ajax de club van Oost, waar zo ongeveer alle joodse Amsterdammers woonden. De meesten waren geen lid van de vereniging, maar op de tribune was er een duidelijke joodse cultuur. Ajax heeft enkele joodse spelers en bestuursleden gehad, onder wie Jaap van Praag (oud-voorzitter), Bennie Muller, Sjaak Swart, Uri Coronel (oud-voorzitter). Oud-voorzitter Michael van Praag (zoon van Jaap van Praag, zelf niet joods omdat zijn moeder dat niet was) heeft vele pogingen ondernomen om de geuzennaam te verbannen en het gebruik van davidsterren in te perken. Ook Uri Coronel heeft een poging gedaan om supporters niet meer “joden” te laten scanderen, maar zonder succes. Er zijn ook clubmensen die trots zijn op het imago van de club, onder wie oud-verzorger Salo Muller (1936). De bijnaam “joden” heeft voor de Ajax-aanhang geen enkele religieuze of politieke grond. Het gebruik van de bijnaam “joden” wordt kortom door vrijwel de volledige supportersschare gebruikt als symbool van trots, zonder per se te refereren naar het religieuze aspect van de bijnaam.

F-side en het hooliganisme
De F-Side is officieel op 3 oktober 1976 in Amsterdam opgericht, toen de Engelse supporterscultuur naar Nederland overwaaide na een bezoek van Tottenham Hotspur aan Rotterdam, 29 mei 1974. De F-Side was één van de eerste harde kernen in Nederland, samen met de Bunnikside van FC Utrecht, Vak S van Feyenoord, en de North Side van FC Den Haag. Deze harde kernen of “sides” worden gezien als het begin van het hooliganisme in Nederland. Aanvankelijk bestond de groep vooral uit baldadige jongeren van ongeveer twintig jaar en (niet zozeer extreemrechtse) skinheads. De groep breidde zich uit en bestond in eerste instantie voor het grootste deel uit Amsterdamse supporters. Van Dale woordenboek beschrijft de F-Side als de agressieve en vandalistische supporters van Ajax. Half 1996 verliet Ajax stadion de Meer om plaats te nemen in de veel grotere ArenA in de Bijlmer. Het Ajax-bestuur onder leiding van Michael van Praag had besloten om de leden van de F-side over het stadion te verspreiden. Na diverse acties en gesprekken met het bestuur kreeg de F-Side de vakken aan de zuidkant achter het doel toegewezen. In 1997 kreeg de F-Side een zware klap te verduren toen Carlo Picornie overleed na ongeregeldheden met Feyenoord-supporters bij de Slag van Beverwijk.

 

Bennie Muller
Bennie Muller werd ooit eens in de stadsderby Ajax–DWS door een tegenspeler uitgemaakt voor “vuile jood”. Muller (1938) speelde 425 wedstrijden voor Ajax. Zijn oorspronkelijke beroep was diamantslijper, net als zijn grootvader. De vader van Bennie was niet-joods, zijn moeder wel. Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog woonde het gezin midden in de joodse buurt. “Ik heb iedereen weggehaald zien worden, het was verschrikkelijk. Op een dag stonden er twee moffen en een Hollandse SD’er voor de deur. Ze kwamen alleen voor mijn moeder, want mijn vader was niet-joods. Alle kinderen, ik heb vier broers en zusjes, hebben staan schreeuwen en janken. Er was grote paniek, maar ze werd gewoon meegenomen. In die consternatie zijn die moffen onze bovenburen, een groot joods gezin van elf personen, gewoon vergeten. Die hebben de oorlog ook overleefd. Gelukkig kon mijn vader mijn moeder na drieënhalve maand vrij krijgen uit Westerbork door te bewijzen dat hij niet-joods was. Als klein jongetje had dat een ongelofelijke impact op me. Tijdens de hongerwinter was ik zes jaar. Ik heb zo vaak door die verlaten buurt gelopen. En ik heb er zoveel narigheid gezien. Maar laten we erover ophouden, anders wordt het me te veel.” Bennies moeder was Kaatje Sluijter. Het gemengde huwelijk redde haar het leven maar dat gold niet voor haar ouders en het grootste deel van haar broers en zussen. Haar ouders, Levi Sluijter en Leentje Klijnkramer, werden op 21 mei 1943 in Sobibor vergast. Van de elf kinderen zijn er zeven vergast. In de buurt rond de Rapenburgstraat voetbalde Bennie op straat. Daar werd zijn voetbaltalent gescout en kreeg hij een uitnodiging voor een proefwedstrijd bij Ajax. Hij is er nooit meer weggegaan.

 

Heintje van Hamberg uit Elburg
Op 21 mei 1943 is ook de Elburgse Heintje van Hamberg vermoord. Zij woonde op het adres Beekstraat 49 in Elburg. Ze heeft als 86-jarige in dezelfde trein gezeten als de grootouders van de oud-Ajax-voetballer Bennie Muller. De trein vertrok op 18 mei 1943 uit Westerbork. De 2511 joden die in deze trein zaten, werden bij aankomst in Sobibor vergast. Niemand heeft het overleefd.

Klik hier voor de masterscriptie van Annemiek van Limburg.