Dinsdag t/m zaterdag van 11.00 tot 17.00 uur geopend

Oldebroek – Zuiderzeestraatweg 120 – Ds. R.W. Steur – Joodse onderduikers: Salomon Lampel, zijn echtgenote Johanna Lampel-de Leeuwe en hun dochter Hennie

Juwelier Salomon Lampel (1896-1974) uit Zwolle duikt met zijn echtgenote Johanna Lampel- de Leeuwe (1909-2002) en hun dochter Hennie (1929) onder in de Hervormde pastorie van Oldebroek op Zuiderzeestraatweg 120, bij ds. Roeland Willem Steur (1908-1986), zijn echtgenote Geertruida Huibertje Luijk (1909-2001) en hun drie kinderen.

Op 20 mei 1942 is de zaak van Salomon op bevel van de Duitsers geliquideerd. De opbrengst wordt gestald bij de roofbank Lippmann, Rosenthal & Co. Wat de bewindvoerder niet weet is dat Salomon een grote hoeveelheid juwelen heeft verstopt. Op 5 juli 1942 krijgt een aantal joodse mannen uit Zwolle een oproep om zich twee dagen later te melden voor een medische keuring, voor tewerkstelling in een werkkamp. Salomon en enkele joodse stadsgenoten proberen zich te laten afkeuren: de nacht voor de keuring gaan ze niet naar bed, kaarten en kijken filmpjes. Ze worden verraden door een NSB’er, opgepakt en naar Arnhem overgebracht. Het lukt Salomon om weer vrij te komen. Hij en zijn vrouw duiken onder in het Sophia Ziekenhuis in Zwolle, dochter Hennie duikt onder bij Bentsion Baruch Hirsch, zoon van opperrabbijn Juda Samuel Hirsch, in de Koestraat in Zwolle. Na zes weken duiken ze alle drie onder in de Hervormde pastorie in Oldebroek. Salomon heeft zijn juwelen bij zich en samen met ds. Steur verstopt hij ze in de rotstuin in de voortuin van de pastorie. Alleen mevrouw Steur is op de hoogte, de kinderen weten van niets.
Ze zijn niet de enige onderduikers in de pastorie. Eind 1941 zijn de studenten Henk en Tonis Steur bij hun broer ondergedoken, om te werkstelling in Duitsland te voorkomen. Er is plek genoeg in de pastorie en eten ook: achter het huis is een grote moestuin en een broer van mevrouw Steur, boer in de Noordoostpolder, heeft een grote hoeveelheid aardappelen, wortelen en uien gebracht. Henk en Tonis houden zich overdag gedeisd, maar ’s avonds gaan ze, via de achtertuin, naar de boerderij van veeverloskundige Gerrit van de Streek in de Kerkstraat. Voor de gezelligheid en om naar Radio Oranje te luisteren. Van de Streek heeft boven de bedsteden twee schuilplekken gemaakt: één voor de joodse meisjes die bij hem ondergedoken zijn en één voor de radio. Elke avond melden meerdere buurtgenoten zich om naar de radio te luisteren, zelfs dominee Steur komt af en toe met zijn broers mee.

Dochter Maja Steur (1937) vertelt in 2025 over de oorlogsjaren in de pastorie: ‘In de oorlog kregen we al vlug onderduikers: eerst mijn beide ooms en later een joodse familie uit Zwolle. Op een dag kreeg het joodse meisje Hennie een acute blindedarmontsteking. Ze werd met spoed naar het Sophia Ziekenhuis in Zwolle gebracht om geopereerd te worden. Op mijn naam ging ze daar heen. Mijn ouders vonden het verstandiger dat ik toen onderdook. Ik kon terecht op de grote boerderij bij de familie Van Hattem op Bovenstraatweg 10A, het huidige Boerderijmuseum. Van Hattem was lid van de kerkenraad en mijn vader wist dat hij te vertrouwen was. Ik heb daar een aantal nachten in de bedstee geslapen.
Ik weet ook nog dat Hennie de straat op liep. Mijn moeder werd toen heel boos op haar en sommeerde haar om onmiddellijk weer naar binnen te komen.
Oom Henk is in 1943 opgepakt door de Duitsers. Hij had een briefje in zijn sok verstopt met daarop mededelingen van Radio Oranje. Hij heeft een tijd in Kamp Vught gezeten en kwam kaal geschoren weer thuis.
We kregen ook enkele malen inkwartiering van Duitsers. Dat was verplicht. Ze namen de gehele bovenverdieping in gebruik en sliepen op stro. Het gaf veel overlast en lawaai. Onze bedden werden dan naar beneden gesjouwd, we sliepen samen in de achterkamer. Elke avond voor het slapen gaan las mijn vader uit de Bijbel. De Duitse officier kwam meestal naar beneden om daar bij te zijn. Hij was christen en ik zie hem nog huilen, zo erg vond hij de overlast voor ons. De Joodse onderduikers waren dan op een andere veilige plek.’

Die veilige plek was bij Gerrit van Tongeren, de koster van de Hervormde Kerk, op Kerkstraat 4 in Oldebroek. Hoelang ze daar bleven en hoe vaak ze naar Van Tongeren zijn gegaan, dat weet Maja niet meer.
In januari 1945 zijn Salomon, Johanna en Hennie ook bij Van Tongeren. Op 17 januari is er een huiszoeking. De Van Tongerens houden bij hoog en laag vol dat er geen Joden in huis zijn. Onverrichter zake druipen de Duitsers af. De familie Lampel wordt direct weer naar de pastorie gebracht. De volgende dag krijgen Salomon en Johanna een nieuw onderduikadres bij Jannes Vaessen op Bovendwarsweg 98 in Oldebroek. Hennie wordt naar Elburg gebracht, naar de familie Schuijn en later naar de familie Schreurs.

Na de oorlog komt Salomon Lampel weer naar de pastorie. Hij graaft zijn juwelen op. Dochter Maja krijgt van hem een zilveren ringetje. Voor de familie Steur laat hij een boom planten in Israël.

Meer informatie over de onderduikadressen van de familie Lampel op de website van Museum Sjoel Elburg, onder de button Kennisbank - Joodse onderduiklocaties op de Noordwest-Veluwe:
Oldebroek – G. van Tongeren – Kerkstraat 4
Oldebroek – J. Vaessen – Bovendwarsweg 98
Elburg – Zuiderkerkstraat 1 - P. Schuijn
Elburg – Mheenpoortstraat 1- C. Schreurs

Bronnen:
- Arent thoe Boecop, uitgave 59, december 1995 Oorlogsherinneringen uit Elburg (Wezep 1995)
- Maja Steur, Mijn oorlogsjaren in de Pastorie in Oldebroek, 1941-1947 (Harderwijk, 2025)
- Gerdy van der Lans, Etgreun. Verhalen van een Oldebroekse jeugd door Leida van der Lans-van de Streek (Hilversum 2017)
-Visser, A. (red.), ‘Hoe dichter bij de kerk…’ in: Oldebroek in Oorlogstijd. Schuilplaats voor vreemdelingen (Wezep 1995)
- Website Geschiedenis Joods Zwolle: https://www.geschiedenisjoodszwolle.nl