Sophie Northeimer is tijdens het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog dienstbode bij Sara Cohen-van Hamburg en haar zoon Joop, op Beekstraat 51 in Elburg. Sara overlijdt in april 1942. Joop wordt in augustus 1942 opgeroepen om zich te melden in een joodse werkkamp in Friesland. Hij besluit om niet te gaan en onder te duiken. Ook Sophie duikt kort daarna onder. Helmich van de Weg en zijn vrouw Johanna van de Weg-Aarssen, op Zuiderzeestraatweg 29 in Oldebroek, nemen haar liefdevol op. Enkele maanden later komen er drie joodse onderduikers bij: Leon en Roos Trompetter en hun dochter Lottie. Zij zijn eerst in Elburg ondergedoken, bij de familie Stevens aan de Beekstraat, en daarna bij de familie Olthuis in Hulshorst.
In de loop van juli 1944 duiken nog drie joden bij Van de Weg onder: het echtpaar Visser met hun dochter. Ze zijn kennissen van de Trompetters en blijven enkele weken.
De Trompetters en Sophie overleven in Oldebroek de oorlog. Sophie blijft nog een jaar bij de familie Van de Weg. Daarna vertrekt ze naar Enschede en wordt huishoudster bij een joods echtpaar.