Tijdens de kerstdagen van 1944 duikt de Amsterdamse Rieny Jacobs onder bij de familie G.W. Mensink op Winterdijk 28. Ze is in oktober 1943 ondergedoken bij Jan Spronk aan de Vierhuizenweg in Oldebroek. Na een razzia op 15 december 1944 is ze tijdelijk ondergebracht bij Johannes Vaessen aan de Bovendwarsweg.
Bij de Mensinks is in december het vierde kind geboren. Van Rieny wordt verwacht dat ze meehelpt in de huishouding en dat doet ze ook. Bij Jan Spronk had ze, samen met de joodse onderduikers Issaac, Marianne en Siena, ook huishoudelijke taken gedaan. Ze mist hen en voelt zich eenzaam.
Op 6 februari 1945 moet een Spitfire een noodlanding maken in een weiland aan de Winterdijk. Piloot David Blair ontsnapt, hij krijgt burgerkleren van Bart Klompmaker die bij de Waakolk aan de Winterdijk woont. Scholier Henk Blaauw gaat bij het vliegtuig kijken en neemt de parachute en de rubberboot mee naar huis. Een aantal dagen later gaat hij opnieuw naar het wrak en probeert de boordkanonnen te slopen. Op dat moment komen de Duitsers ook poolshoogte nemen en volgt bij de Blaauws, ook wonend aan de Winterdijk, een huiszoeking. De parachute wordt ontdekt en Henk gearresteerd en meegenomen naar Elburg. Diezelfde avond wordt hij vrijgelaten als zijn vader, verzetsman Gerrit Blaauw, zich bij de Duitsers meldt. Gerrit wordt gearresteerd en is op 8 maart 1945 bij de Woeste Hoeve gefusilleerd, als represaille voor de aanslag op de Duitse politiechef Rauter.
De Mensinks vrezen na de arrestatie van Blaauw huiszoeking. Verzetsman Hendrik van de Brink haalt Rieny op en brengt haar naar het Noordeinde, naar de familie Van de Venis aan de Zomerdijk.
Bronnen:
- Visser, A., ‘Een neergestorte Spitfire…’ in: Oldebroek in Oorlogstijd. Schuilplaats voor vreemdelingen (Wezep 1995)
- Sneller, Dirkje en Aart Veldman, Een open venster (Wezep 2004)
Rieny Jacobs