Een joods meisje uit Schiedam duikt onder bij burgemeester A. Bakker te Oldebroek.

Burgemeester Bakker probeert in de oorlog de belangen van de bevolking zo goed mogelijk te behartigen. Hij houdt dat vol tot september 1944. Van de Duitsers moet hij dan mannen aanwijzen om te gaan werken bij de IJssellinie. Dat weigert hij en duikt onder bij de familie Brink in Hierden.

In april 1945 komt van de zijde van de Binnenlandse Strijdkrachten het verzoek burgemeester Bakker niet terstond zijn functie te laten hervatten. Er moet een onderzoek komen naar zijn handel en wandel in de oorlog. Alhoewel het onderzoek nog niet afgerond is, wordt Bakker op 24 april 1945 opnieuw in zijn functie als burgemeester van Oldebroek bevestigd.

Verzetsman Tijmen Evink, die meerdere joden aan onderduikadressen hielp, vindt na de oorlog dat de burgemeester niet voldoende is gewaardeerd. Bakker was op de hoogte van Evinks illegale activiteiten en waarschuwde hem regelmatig om geen te grote risico’s te nemen. Zelf nam Bakker een joods meisje uit Schiedam in huis.

Bron:

• Pijkeren, Gerard van, Verzet & Gezag. Een geschiedenis van Oldebroek in de Tweede Wereldoorlog (Ter Aar 2020)